Remmen auto informatie pagina

 
 
Home

                                                                                                     

Het remsysteem

Het remsysteem moet als vertragingsrem de snelheid van het voertuig verminderen (bedrijfsrem) of het voertuig helemaal tot stilstand brengen. De bedrijfsrem wordt als rempedaal met de voet bediend. Deze rem moet traploos werken en alle wielen bedienen.

De handrem

Als vastzetrem (handrem, parkeerrem) moet de rem voorkomen dat de auto wegrolt tijdens stilstaan of parkeren (handreminrichting).

Wrijvingsrem

De meest gebruikte remsoort is de wrijvingsrem. De vast met het voertuig verbonden onderdelen, de remschoenen of remblokken, worden bij het bedienen van de rem tegen de remtrommels of de remschijven gedrukt. Deze trommels of schijven draaien met de wielen mee.
Daarbij wordt de bewegingsenergie omgezet in wrijvingsenergie (warmte), doordat materiaal met een hoge wrijvingswaarde (de remvoering) tegen een metalen oppervlak aan wordt gedrukt.
De wrijvingsrem kan uitgevoerd zijn als trommelrem of als schijfrem.

De hoofdremcilinder

De hoofdremcilinder is voorzien van een ingebouwd of een afzonderlijk remvloeistofreservoir. In de cilinder bevindt zich een met manchetten afgedichte cilinder. Bij het bedienen van het rempedaal wordt de remzuiger via de zuigerstang in beweging gebracht. Door de bodemklep wordt daardoor de ingesloten remvloeistof in de remleidingen gedrukt en verder in de wielremcilinders. In de wielremcilinder bevinden zich twee zuigers. Ze zijn afgedicht met drukmanchetten (afdichtingsringen). De tussenruimte is evenals het totale remsysteem gevuld met remvloeistof.
Op de zuigers komen twee drukpennen uit, die aan de buitenkant met hun vrije uiteinde met de remschoenen zijn verbonden. Bij het remmen worden de zuigers door de naar binnen stromende remvloeistof uit elkaar geperst. Daardoor worden de remschoenen op de remtrommels gedrukt.
Door het toenemen van de vloeistofdruk tussen de zuigers wordt het voertuig afgeremd. Wanneer het rempedaal weer wordt losgelaten, houdt het remmen weer op.
Alle veerbelaste delen in de hoofdcilinder en in de wielcilinders worden door de terugbrengveren weer in hun oorspronkelijke positie terug gebracht. Overeenkomstig de wettelijke bepalingen moeten de hydraulische remmen worden uitgevoerd als zogenoemde tweekringssystemen. Daardoor kan er toch veilig worden geremd als afzonderlijke onderdelen van de reminrichting beschadigd zijn.
Er zijn verschillende mogelijkheden om dergelijke remkringen in te delen.

Rembekrachtiger

Om de kracht die door de bestuurder op het rempedaal moet worden uitgeoefend te reduceren, wordt voor de hoofdcilinder een rembekrachtiger geschakeld, die door onderdruk of hydraulisch een hulpkracht (servokracht) produceert.
Bij de onderdruk-rembekrachtiger wordt het drukverschil tussen de in de luchtinlaat heersende onderdruk en de atmosferische luchtdruk gebruikt om de kracht te versterken.
De rembekrachtiger bestaat uit een huis, dat met de hoofdremcilinder is verbonden. Binnenin bevindt zich een membraan, die het huis verdeelt in onderdrukkamer en werkkamer.
Op de onderdrukkamer werkt de gewone benzine motoren aan het inlaatspruitstuk ontnomen onderdruk, bij dieselmotoren is daarvoor een aparte vacumpomp nodig.
De werkkamer kan via een dubbele klep naar keuze met de onderdrukkamer of met de atmosferische druk (buiten) worden verbonden.
De klep wordt via een zuigerstang bediend door het voetpedaal, de zuigerstang drukt echter ook indirect op de drukstift, waarop ook de zuiger van de hoofdremcilinder werkt. Deze verbinding waarborgt ook bij uitval van de rembekrachtiger een remfunctie, er is echter een veel grotere pedaalkracht nodig.
De door de rembekrachtiger uitgeoefende kracht op de zuiger van de hoofdremcilinder is nu afhankelijk van het drukverschil tussen onderdrukkamer en arbeidsdrukkamer.
De werking is nihil, wanneer in de arbeidskamer dezelfde druk heerst als in de onderdrukkamer. De maximale kracht wordt geproduceerd, wanneer de arbeidskamer met de buitenlucht in verbinding staat.

Remkrachtverdeling

Wanneer het voertuig begint af te remmen treedt er een verschuiving van de asbelastingen op, die onder andere afhankelijk is van de remvertraging, de statische gewichtsverdeling en de plaats van het zwaartepunt van het voertuig.
Bij het remmen op rechte stukken worden de voorwielen sterker belast dan de achterwielen. De achterwielen kunnen daardoor sneller blokkeren. Bij remmen in een bocht worden de buitenste wielen sterker belast dan de binnenste.
Constructief kan de neiging tot blokkeren van de achterwielen worden verminderd door daar wielremcilinders te gebruiken met een kleinere diameter, die bij een zelfde hydraulische druk minder kracht kunnen overbrengen. Daarbij kan de druk in de wielremcilinders van de achterwielen worden begrensd of geregeld.
Remkrachtbegrenzers zijn onderdelen die in de remkring van de achteras worden ingebouwd. Ze bestaan voornamelijk uit een huis waarin zich een klep en een regelveer bevinden. De regelveer bepaalt de hoogte van de toelaatbare druk. De klep staat onder invloed van de druk in het remsysteem.
Zolang die kracht kleiner is dan de tegenkracht van de regelveer, blijft de klep geopend. Wanneer de druk stijgt en daardoor de kracht groter wordt dan de kracht van de regelveer wordt de klep gesloten, de druk in de remkring kan niet verder stijgen, in deze bedrijfstoestand echter ook niet dalen.
Remkrachtregelaars houden rekening met de van de pedaalkracht afhankelijke druk in het hydraulische systeem. Ze worden eveneens in de overeenkomstige remkringen resp. leidingen naar de wielremcilinders ingebouwd.
Bij remkrachtregelaars wordt door een regelveer een regelzuiger van een klep omhooggetild. Door de geopende klep stroomt remvloeistof. Wanneer een door de regelveer bepaalde druk wordt overschreden, dan sluit de klep. Met verder oplopende druk in het hoofdsysteem wordt de getrapte regelzuiger afwisselend heen en weer bewogen, tegelijkertijd gaat de klep open en dicht. De druk in de er op aangesloten wielremcilinders stijgt ook, maar minder dan in het hoofdsysteem.

Niet-gentegreerd ABS

Bij niet-gentegreerd ABS zijn er behalve het eigenlijke remsysteem ook nog een elektronische regeleenheid en een hydraulische eenheid nodig, evenals sensoren om de toerentallen te meten. Om de toerentallen te meten gebruikt men 4 sensoren (1 sensor voor elk wiel) of 3 sensoren (2 sensoren voor de voorwielen, 1 sensor voor het toerental van het differentieeltandwiel).
De regeling is hetzelfde, de beide voorwielen worden afzonderlijk geregeld, de achterwielen samen volgens het Select-low-principe, waarbij de remdruk voor beide wielen volgens het wiel met de minste grip op de bodem wordt doorgegeven.
In de elektronische regeleenheid wordt de informatie of een wiel de neiging vertoont te gaan blokkeren verwerkt en doorgegeven.
In dat geval wordt de bijbehorende in - en uitlaatklep van de hydraulische eenheid bediend. De klep onderbreekt de verbinding tussen de hoofdcilinder van het remsysteem en de wielremcilinder. Een verder opbouwen van de remdruk wordt zo voorkomen, het wiel kan door de verminderde remdruk weer versnellen.
De wegstromende remvloeistof wordt in een drukreservoir verzameld en door een retourpomp weer naar de hoofdremcilinder terug geperst.
Het openen en sluiten van de in - en uitlaatkleppen vindt meerdere malen per seconde cyclisch plaats.

Gentegreerd ABS

Bij gentegreerd ABS is de hydraulische eenheid samen met de hoofdremcilinder en een hydraulische rembekrachtiger ingebouwd.
Voor de bediening van de wielremcilinders is een kleppenblok noodzakelijk met een in- en uitlaatklep voor elk voorwiel en de beide achterwielen.
Het meten van de toerentallen en de sturing van de afzonderlijke wielen gebeurt net zo als bij niet-gentegreerd ABS.
De elektronische regeleenheid is dubbel uitgevoerd, zodat ze elkaar wederzijds kunnen vervangen.
Wanneer er een wiel dreigt te blokkeren, dan wordt door de regeleenheid de tijdens normaal bedrijf geopende klep gesloten en de druk in de daarbij horende wielremcilinder kan niet verder stijgen.
Wanneer de remdruk moet dalen, dan wordt de uitlaatklep geopend, de remvloeistof loopt terug in het reservoir.
Om druk op te bouwen moet de desbetreffende inlaatklep weer worden geopend. De toe te voeren remvloeistof wordt uit de versterkerruimte van de rembekrachtiger naar de achterwielrem resp. naar de voorwielremmen gevoerd.

                                                                                                                                                                                                                                                                 

 

Home