De Mini.
Klein is mooi
Dit is wat de British Motor Corporation (BMC) dacht aan het eind
van de jaren 50 wanneer het Mini-project begon. In deze tijd zijn er nog geen
echte kleine auto's. De Suez-crisis, met het daarop volgende tekort aan
brandstof, creëert de vraag naar een brandstof-economische auto. Duitsland is de
eerste leverancier, met de introductie van de zo genaamde 'Bubble Car' (autootje
met doorzichtige (plastic) kap). Kleine motor-achtige auto's, meeste van deze
zijn driewielers. Sir Leonard Lord, hoofd van BMC, kan het niet uitstaan. Hij
geeft opdracht voor de ontwikkeling van een kleine engelse auto, wat groot
genoeg was om 4 mensen te vervoeren en kleiner moest zijn dan een Morris Minor
en de Austin A35, de huidige BMC modellen.
Alec Issigonis kreeg de baan om deze auto te creëren. Hij had al een bewezen
baan-record als de ontwerper van de Morris Minor. een ander vereiste is dat hij
een bestaande motor van BMC moet gebruiken. De geteste, maar wat oudere A-serie
motor van Austin voldeed aan de eisen. Hij plaatste de motor dwars met
voorwielaandrijving. Dit was erg ongewoon voor die tijd. Aanvankelijk wilde
Issigonis de carburateur aan de voorkant en de ontsteking en electronica aan de
achterkant, maar aangezien dit problemen met de carburateur veroorzaakt beslist
hij om de motor 180 graden te draaien. De radiator word geplaatst aan de
linkerkant van de motor, hierdoor kan water makkelijk het onstekings-systeem
bereiken en dat is waarom mini's het vaak moeilijk hebben als het hard regent.
Leonard Lord reed in een prototype Mini voor 5 minuten en was zo enthousiast,
dat hij Issigonis opdracht geeft om het prototype productie-klaar te hebben
binnen een jaar. En dit wordt gedaan, ondanks hen die zijn rug bezeert als hij
uit de Mini komt. De eerste Mini is geen massa geproduceerde auto.
Fabriekswerker Albert Green zet het binnen 7 uren inelkaar zonder bijna geen
machines. Een voltooiing, bedenk dat er minstens 3016 bouten en schroeven erin
zitten. Er werd aan Albert aangeboden om het te kopen, maar hij wil het niet.
Mini met registratie 621 AOK werd uiteindelijk gebracht naar het British Motor
Heritage Centre, waar ik het copyright maakte. In 1959, kon aan de lopende band
de Mini binnen 2 uren geproduceerd worden.
AutoCar & Motor Magazine concludeerd: "Nadenkend is het grootte een opmerkelijke
ruimte binnen, een goede prijs-kwaliteit verhouding en levendige prestaties".
Mini is verschenen in twee verschillende uitvoeringen: de Morris Mini Minor en
de Austin Zeven. Beide auto's zijn, identiek behalve sommige
schoonheidsonderdelen, maar onderscheidingstekens zijn zeer populair in die
dagen. Mini heeft alle soorten eigenschappen wat het van andere auto's van de
tijd verschillend maakt; snelheidsmeter wordt centraal geplaatst, gaspedaal op
de vloer, grote zijzakken die 9 flessen kunnen houden - Mini heeft glijdende
ramen, dit bespaart ruimte in de binnenkant van de deur.
De deuren worden geopend met een leerkoord. Dit drukt de kosten, volgens BMC. In
de Porsche modellen van 1973 en 1991 word hetzelfde systeem gebruikt, maar dit
is dan om gewicht te verminderen. Ondanks alle positieve reacties, nieuwe kopers
treffen ook een aantal problemen. Er zijn veel kritische besprekingen over de
manier dat de auto de fabriek verlaat. "De afwerking is zwak", besloot Autocar
begin 1960. De tapijten liggen door de hele auto, de glijdende ramen blokkeren
en van de deuren zijn de koorden om ze te openen te eenvoudig. De Mini houdt ook
niet van regen; de onstekings defecten en de bestuurders zitten vaak met hun
voeten in het water. Deze lekken werden nooit opgemerkt, omdat de Mini altijd in
goed weer werd getest.
Issigonis gaf later toe dat dit lekken toegekend kan worden aan hem omdat hij de
vloerpanelen omgekeerd had. De Mini houdt ook van veel olie. De Mini wordt
verkocht in de V.S., maar daar flopt het. De verkoop in Europa voldoet niet aan
de verwachtingen in het eerste jaar. De consument moet nog aan dit nieuwe
ontwerp wennen, met alle eigenschappen die voor die tijd zo verschillend zijn.
In het eerste jaar zijn er maar 20.000 Mini's geproduceerd. In 1960 zijn de
dagen lichtjes beter, elke dag rollen er 400 Mini's van de lopende band. In dat
jaar worden er 100.000 Mini's verkocht, met een 100% productiestijging het
volgende jaar. UK ontdekt vooral de Mini. VIPS zien het als een statusmodel en
dit vangt het ordinaire publiek.
Peter Sellers (rechts) koopt een Mini en ook de Beatles Charles Aznavour, Koning
Hussain van Jordanië, Dudley Moore en Steve McQueen. Koningin Elizabeth wordt
voorgesteld zittend in de Mini, aangezien zij gereden is door Issigonis voor een
testrit. Issigonis maakt voor Enzo Ferrari een speciale Mini, maar hij stuurt
deze terug. Het stuur zit aan de verkeerde kant, zegt de italiaan. Een andere is
naar hem toegestuurt en hij koopt nog twee andere. Wanneer er gevraagt wordt wat
hij over de Mini denkt antwoord hij: "Ik racede door de bergen". Behalve het
status-aspect zijn er ook praktische redenen om een Mini te kopen. De Mini is
zeer zuinig met brandstof, is makkelijk te parkeren en stuurt goed. De
verhouding tussen de grootte en de ruimte in de auto zelf is opmerkelijk.
Maar het sportieve uiterlijk verkoopt zeer goed. Zijn topsnelheid is 115km/h,
wat niet slecht is voor een auto met 34bhp. Bijna direct na de introductie van
de Mini, springen tuning-maatschappijen erop. Issigonis houd hier niet van,
omdat 34bhp meer dan genoeg is voor een 600 kilo zware auto die hij heeft
bedacht. Maar een jaar na de introductie, gaat de Mini Cooper de markt op. Dit
is de doorbraak voor Mini. Race-auto ontwerper John Cooper heeft de motor
opgewaardeerd naar 55bhp. De 997cc motor krijgt de Mini aan een topsnelheid van
140 km/h. De Mini heeft miniatuur schijfremmen welke speciaal zijn ontworpen
voor de Cooper door Lockhead. De extra wijzerplaten en een veschillend
kleurschema vormen de finishing touch. BMC hoopt er 1000 te verkopen. Maar zij
verkopen er meer dan 150.000.
De Cooper wordt de
trendy auto om in gezien te worden. Hij leidt ook elke potentiële rally-rijder
naar het circuit. Bestuurders zoals James Hunt, Jackie Stewart en Niki Lauda
beginnen hun race-carriére in Mini Coopers. John Cooper doet het goed, hij
krijgt twee ponden voor elke Cooper die verkocht wordt. Een auto heeft geen
grote motor nodig om een sportauto te zijn, deze theorie wordt telkens weer door
de Mini bewezen. Het verrast telkens weer vriend en vijand. De kleine banden van
de Mini worden warmer dan die
van een formule 1 auto, zelfs zo heet dat je er
een ei op kunt bakken. De ontwikkeling van de motor is nog niet over. BMC
introduceert de Cooper 'S' met een 1071cc motor.
Dit in antwoord op de Ford Cortina GT, maar Mini Cooper S rijden de grotere,
zwaardere auto's eruit. De Cooper variant doet het zo goed, dat BMC beslist om
een speciaal rally-team te beginnen. De Mini wint zijn eerste rally in 1963,
maar de Monte Carlo Rally is de rally om te winnen. In 1964 wint Mini (33 EJB)
met bestuurder Padpy Hopkirk de Monte Carlo Rally. Dit hgerhaalt zich in 1965,
66 en 67. In de jaren 1965, 66 en 67 wint Mini 22 overwinningen in belangrijke
internationale rally's. Van deze overwinningen wint Rauno Aaltonen er 8. In 1994
verscheen Paddy Hopkirk opnieuw aan de start van de Monte Carlo Rally, dit keer
met een nieuwe Cooper maar wel met hetzelfde startnummer: 37.
Issigonis zit niet stil. Hij ontwerpt auto's om het succes van de Mini te
versterken. In 1960 wordt de Mini bestelwagen geïntroduceert, gevolgt door de
stationwagen genoemd de Morris Mini Traveller of de Austin Seven Countryman.
Deze varianten hebben houten panelen aan de zijkanten van de auto. een pick-up
versie wordt geïntroduceert in 1961 en is zeer populair bij landbouwers. De
brandweer en de Koninklijke Post maken ook gebruik van deze Mini. De Mini is
globaal zeer populair bij de regering, de politie koopt honderden Mini's als
serveillance-auto's. Tunings bedrijven hebben de tijd van hun leven. VIP laten
hun Mini's wijzigen door bedrijven zoals Wood and Picket, Hooper and Radfort
voor duizenden ponden.
De marketing afdeling van BMC is niet blij met al deze kleine bedrijven die hun
deel weghalen. Zij introduceren de luxe modellen Wolseley Hornet en de iets
duurdere Riley Elf in 1961. Deze zijn net anders vanwege de grill en bagageruimt
die verschillend zijn. Zij waren geen succes en in 1968 gingen ze de productie
uit. In 1962 spreekt niemand van de Austin Seven en Morris Mini Minor. De naam
Mini is zo bekent dat BMC deze naam in dat overneemt. De Morris houdt zijn
voledige naam tot 1969, wanneer BMC British Leyland wordt.
Één van de laatste
mini-klonen is de Mini Moke, die in 1964 verschijnt. Deze Mini is oorspronkelijk
ontworpen voor het leger. Hij moest licht zijn en een landing met een parachut
moeten kunnen overleven. Maar het werkte niet. De banden zijn te klein en alleen
voorwielaandrijving is niet genoeg voor het terrein waar hij voor ontworpen is.
Het zou een stille dood worden als het publiek het niet opgepakt zou hebben. Het
bleek een uitstekende export auto die in badplaatsen als Nice in Frankrijk wordt
gebruikt. Brigitte Bardot rijd er in één en noemt het haar 'petit Anglais'.
Amerika en vooral Australië kopen de auto massaal in. In 1968 wordt de productie
verplaatst naar Australië, om zo de productie-capaciteit te maximaliseren.
De
Mini wordt ook in andere landen geproduceerd. Ze worden geproduceerd in België
in Seneffe en in Innocenti in Milaan. Britisch Leyland koopt de fabriek voor 3
miljoen pond, nadat de eigenaar Innocenti is overleden. De Mini's van Innocenti
zijn niet bekend om hun kwaliteit, omdat ze gerecycled staal voor de productie
gebruiken. Deze roesten nog sneller. De Innocenti fabriek bouwt een nieuwe body
voor de Mini, dat door Bertone ontworpen is, gebruik makend van de Mini
structuur. Deze Mini's verschijnen op de markt als de Innocenti 90 of 120. De
Tomaso introduceert een Italiaanse opvolger van de Mini Cooper in 1976. Deze
heeft een topsnelheid van 160km/h met een 1275cc motor die 74bhp produceert. Het
is een modern design en kan in elke kleur geleverd worden, zolang het rustbrown
is.
Technisch blijft de Mini verbeteren. De Riley en Wolseley hebben de zogenaamde
hydrolische vering die van de Austin en Morris 1100 gekopieërd zijn. De
vloeistof wordt opgeslagen in rubber kegels wat in een comfortabelere rit
resulteert. BMC keurt dit goed en de droge vering verdwijnt, maar slechts voor
een paar jaar. In 1965, het jaar waarin de 1 miljoenste Mini van de band rolt,
BMC introduceert de automatische 4 versnellingen versnellingsbak. Het systeem is
slim, maar het werkt niet goed. Wanneer er een snelle bocht wordt genomen
springt de olie naar één kant, wat resulteert dat de motor in het rode gebied
komt. Verschillende aanpassingen worden gedaan om het goed te krijgen. Alleen in
1967, krijgt de normale Mini naast een 848cc motor een 998cc motor, ook krijgt
deze ook een synchroniser op de eerste versnelling. In 1967, wordt de Mark II
geïntroduceerd.
Ondanks het feit dat de Mini buitengewoon goed verkoopt (318.475 worden er
alleen in 1971 verkocht, de 3 miljoenste komt uit de fabriek in 1972). British
Leyland voorziet het eind van de Mini. Issigonis heeft in 1968 een opvolger
ontworpen, de 9x wat een hatchback is. Dit project wordt afgebroken vanwege het
gebrek aan geld. Ford en VW scoren goed met vergelijkbare ontwerpen in latere
jaren. In 1969, wordt een compromis-model geïntroduceerd: de Mini Clubman. De
Clubman, die gelijktijdig de Elf, Hornet en Cooper vervangt, heeft de
wijzerplaten achter het stuur. De MiniClubman Estate vervangt de Countryman en
de Traveller. Standaard heeft de Clubman een 998cc motor.
De complete productie van Mini is overgebracht naar Longbridge, om de
Cowley-fabriek vrij te maken voor de Austin Maxi en de Morris Marina. John
Cooper krijgt nog steeds twee pond voor elke Cooper die verkocht wordt, daarom
beslist Britisch Leyland in 1971 de Mini Cooper uit de productie te halen. In de
jaren '70 blijft Britisch Leyland het proberen om een opvolger te vinden. Na een
aantal mislukkingen wordt de Austin Mini Metro geïntroduceerd in 1980.
Oorspronkelijk was de bedoeling om de Mini te vervangen, maar toch wordt hij
naast de Mini geproduceerd. Technisch lijkt de Metro op de Mini, maar optisch
zijn deze voledig verschillend. Toch verkoopt het niet. Tegen 1980 wordt de
Clubman de vervanging van de Cooper en de Clubman 1275GT uit de productie
gehaald, net als de Pick up, Estate en de Mini Van in 1982. Dit verlaat alleen
de originele Mini. Vanaf 1979 alleen met een 998cc motor.
De
recente jaren '70 en '80 zien een regelmatige daling in de Mini verkoop en de
productie. De Mini ziet een stevige concurrentie tegemoet. Om de Mini weer in
trek te krijgen produceren British Leyland en later Austin Rover speciale
uitgave's van de Mini. Technisch zijn deze Mini's niet verschillend van de oude,
maar hebben slechts kosmetische veranderingen, zoals kleur en interieur. Dit
werkt tot op zekere hoogte, maar nog lijkt het erop dat de dagen van de Mini
over zijn. Rover doet een study om te bepalen wat de gemiddelde Mini rijder is.
Deze bestaat niet. Mini's worden het meest gekocht door vrouwen, 70%. Volgens de
Rover groep zijn 56% van de bestuurders gehuwd, 13% jonger dan 24 en 16% ouder
dan 65. De Mini wordt het meest gebruikt als tweede auto die in de stad moet
worden gebruikt. 76% van de Mini bestuurders heeft eerder een Rover gereden.
De Mini is een klassieker geworden samen met de Volkswagen Kever en de Citroën
2CV. Niet meer dan in Japan, waar ze absoluut gek van deze auto's zijn. In 1991,
werden nergens anders meer Mini's verkocht dan in Japan, zelfs niet in Engeland.
De vraag van Japan groeide zeer sterk voor de Mini Cooper. John Cooper
produceerde uiteindelijk een pakket om de standaard motor te verbeteren. Dit
bleek zo'n succes, dat Rover John Cooper uitnodigde voor een 'praatje' wat
resulteerde dat de Mini Cooper in 1990 weer op de markt kwam. Deze beperkte
uitgave was een groot succes, hierdoor begon Rover deze auto standaard naast de
normale Mini te produceren.
Dit is wat de Mini werkelijk redde voor de ondergang. 4 Oktober 2000 zag men de
laatste Mini uit de fabriek rollen. In 1992, kreeg de Mini en de Cooper een 1.3
injectie 63bhp motor (53bhp in de standaard Mini) om aan de eisen van de
uitlaatgassen te voldoen. De productie is gestabeliseerd tot 40.000 per jaar. Nu
is 40% van alle Mini's een Cooper. Een cabrio is snel geintroduceerd en de
verkoop loopt zeer snel. De Mini is terug in de jaren '90. Twee tijdschriften
begonnen voledig toegewijd aan de Mini's te schrijven. De reeds wezelijke Mini
Clubs groeit gestaag en in de recente jaren '90 is er geen stoppen meer aan de
Mini. Dat is totdat BMW (de nieuwe eigenaar van Rover) besluit de productie te
stoppen. De Mini zal definitief vervangen worden door de nieuwe Mini in 2001.
Dit beëindigt een omloop van meer dan 40 jaar van productie, maar.....
Het Heritage Centre zal nog doorgaan met het produceren van de Mini body,
waardoor wij de Mini nog niet voor het laatst hebben gezien!
|