|
|||
Home |
LaSalle Onderdelen | Plaatsnaam |
www.tyra.nl | Bunschoten |
www.catalina.nl | Zwalmen |
www.mthclassicservices.nl | Almelo |
www.cadillacranch.nl | Riethoven |
http://peetcadillac.nl | Schiedam |
LaSalle forums |
www.amerikaanseautopagina.com/forum |
LaSalle clubs en verenigingen |
www.cadillaclasalleclubbelgium.be |
De
geschiedenis van LaSalle LaSalle is een voormalig automerk van General Motors en zustermerk van Cadillac. Het merk werd opgericht in 1927 en de productie werd in 1940 gestaakt. Net als het zustermerk Cadillac was ook LaSalle naar een Franse ontdekkingsreiziger genoemd: René Robert Cavelier, Sieur de La Salle (1643-1687). Vanaf de oprichting in 1908 waren de verschillende automerken van General Motors zodanig gepositioneerd in de markt dat voor iedere portemonnee een auto te vinden was. Chevrolet was het goedkoopste merk, een stap hoger kwam Oakland, dan Oldsmobile en vervolgens Buick. Helemaal bovenaan de prijsladder stond Cadillac. Het idee voor LaSalle werd geboren toen de toenmalige directeur van General Motors, Alfred P. Sloan, begin jaren '20 ontdekte dat er hier en daar gaten begonnen te ontstaan in zijn zorgvuldig opgebouwde prijsmodel. Deze gaten konden niet door de bestaande merken en modellen van GM worden opgevuld. Sloan bedacht dat de beste oplossing voor dit probleem het creëren van zustermerken zou zijn, die vervolgens via het bestaande dealernetwerk aan de man gebracht zouden kunnen worden. Deze nieuwe strategie van zustermerken hield in dat het gat tusen Chevrolet en Oakland gedicht zou worden door het nieuwe merk Pontiac, een kwalitatief hoogwaardige 6-cilinder auto voor de prijs van een 4-cilinder. Het (grote) gat dat was ontstaan tussen Oldsmobile en Buick zou worden ingevuld door twee nieuwe merken: Oldsmobile kreeg de luxe 8-cilinder Viking als zustermerk en Buick de eenvoudiger 6-cilinder Marquette. Cadillac kreeg als zustermerk LaSalle, bedoeld om het gat tussen Cadillac en Buick te dichten. De nieuwe LaSalle
moest innoverende lijnen krijgen en een jonger publiek aanspreken. Als
ontwerper werd Harley J. Earl aangetrokken. Earl was op dat moment
werkzaam als directeur van Don Lee Coach and Body Works, de exclusieve
carrosseriefabriek van de Californische Cadillac dealer en radiopionier
Don Lee. De algemeen directeur van GM's Cadillac Motor Car Division,
Lawrence P. Fisher, had Earl daar aan het werk gezien en hij was onder
de indruk van diens vernieuwende ontwerpen en werkwijze, zoals het
gebruik van kleimodellen. Earl werd in eerste instantie tijdelijk
ingehuurd om de LaSalle vorm te geven maar bleef uiteindelijk tot aan
zijn pensionering in 1958 bij General Motors werken als directeur van
GM's Art and Color Section, de stylingafdeling die speciaal voor hem
werd opgericht. Earl wilde van de LaSalle geen "junior Cadillac" maken.
Hij liet zich inspireren door de slanke, stijlvolle Hispano-Suiza
roadsters uit die tijd. Daarvan nam hij onder meer de hoge, smalle
grille over. Daarnaast kregen veel LaSalles tweekleurig lakwerk, wat in
die tijd als luxe beschouwd werd. De eerste LaSalle
kreeg de naam Series 303 en werd geïntroduceerd voor $ 2685. De 303 had
een nieuw ontwikkelde V8-motor van 5 liter 303 ci. De voor die
tijd krachtige motor leverde 75 pk en had een opgegeven topsnelheid van
113 km/u, wat het een snelle auto maakte. De opgegeven topsnelheid lijkt
overigens wat voorzichtig, want tijdens een duurtest op de Milford
Proving Grounds in 1927 wist de LaSalle 1532 km af te leggen met een
gemiddelde snelheid van 153 km/u. Aanvankelijk was de LaSalle alleen leverbaar met een wielbasis van 3251 mm, maar in 1929 kwam ook een verlengde sedanversie met een wielbasis van 3404 mm beschikbaar (5 of 7 zitplaatsen). Verder veranderde er die eerste jaren weinig aan het model. Naast de sedan waren ook een coupé, een cabriolet en een roadster leverbaar, telkens met 2 zitplaatsen. In 1929 groeide de
cilinderinhoud van de motor tot 5,4 liter (328 ci.) en heette het model
LaSalle Series 328. In 1930 werd de standaard wielbasis geschrapt en
werd die van 3404 mm standaard. Dat jaar groeide de motor verder tot 5,6
l (340 ci.) en heette de auto LaSalle Series 340. LaSalle kreeg in die
jaren steeds meer prestige en General Motors wilde hoog mikken met het
merk. De VS stonden echter aan de vooravond van de Grote Depressie die
het land in de jaren 1930 trof en de verkopen begonnen af te brokkelen. Het uitbreken van de
economische crisis in 1929 zorgde al gauw voor een forse daling in de
autoverkopen. Oldsmobile en Buick hieven hun zustermerken Viking en
Marquette daarom in 1930 op en ook Cadillac dacht erover om LaSalle op
te heffen. LaSalle begon inmiddels klanten van Cadillac weg te snoepen
en beide merken kampten met teruglopende verkopen. Waar LaSalle in
topjaar 1929 nog 22.691 auto's wist de verkopen, was dat aantal in 1932
gedaald tot een schamele 3.290 auto's. De verkopen van Cadillac lieten
een vergelijkbaar beeld zien. In 1932 werd desondanks de nieuwe LaSalle
Series 345-B geïntroduceerd maar dit model krikte de teruggelopen
verkopen niet op en het merk leed verlies. Vanuit GM was geen geld
beschikbaar voor verdere ontwikkelingen. Voor 1933 werd de 345-B
gefacelift tot LaSalle Series 345-C. In 1934 werd de
nieuwe LaSalle Series 350 gelanceerd met een 8-in-lijnmotor van
Oldsmobile onder de kap en een korter chassis met een wielbasis van 3000
mm. Deze 350 kreeg ook General Motors' eerste hydraulische remmen en
onafhankelijke wielophanging. De Series 350 was getekend door Harley
Earl en was een moderne, stijlvolle auto. Het model was echter $1.000
goedkoper dan het goedkoopste model van Cadillac en stond daardoor
dichter bij Oldsmobile dan bij Cadillac. De taak van het merk
LaSalle was in 1934 dan ook niet meer om het gat tussen Cadillac en
Buick te dichten, maar om Cadillac uit de rode cijfers te houden. De
economie trok vanaf 1934 langzaam weer wat aan, maar dat gold niet in
voldoende mate voor de verkopen van LaSalle. In 1934 werden 7,195
LaSalles verkocht, in 1935 8,651 en in 1936 13,004. In 1935 werd de
modern gelijnde LaSalle Series 50 gelanceerd. In datzelfde jaar echter
introduceerde Cadillac's concurrent Packard de Packard One-Twenty als
goedkoper alternatief voor de grote Packards. Dit model was meteen een
enorm verkoopsucces. De verkopen van de Packard One-Twenty lagen in het
viervoudige van die van LaSalle. Daarnaast had LaSalle concurrentie van
de in 1936 geïntroduceerde -en zeer moderne- Lincoln Zephyr. Vanaf modeljaar 1937 werd het merk LaSalle weer direct onder Cadillac gepositioneerd. De nieuwe LaSalles Series 50 kregen de 322 cu in (5.3 L) Monobloc V8 uit de Cadillac Series 60 en een moderne, nieuwe body. De prijs was bovendien verlaagd en de introductie ging vergezeld van een grote promotiecampagne waarin werd benadrukt dat de auto volledig door Cadillac werd gebouwd. Het effect was echter beperkt. Hoewel de verkoopcijfers voor modeljaar 1937 een geweldige stijging lieten zien (32.000 verkochte auto's, een record) kwam LaSalle nog steeds niet in de buurt van de 50.100 One-Twenty's die Packard dat jaar wist weg te zetten. In 1938 raakte de economie weer in een recessie en als gevolg daarvan zakten de verkopen van LaSalle weer in tot 15.501 verkochte auto's. In 1939 werd de
Series 50 op een aantal punten aangepast. Het model leek nu meer op de
Cadillacs van die tijd. Deze facelift wierp zijn vruchten af want de
verkoopcijfers stegen tot 23.028 verkochte exemplaren. Voor het eerst
wist LaSalle de Packard One-Twenty te verslaan. Voor modeljaar 1940
werd de wielbasis weer iets vergroot en steeg het vermogen tot 130 pk.
Het model heette nu LaSalle Series 52. Er werd dat jaar al gewerkt aan
de modellen voor 1941 maar in de zomer van 1940 werd de productie van
LaSalle gestaakt. Er waren op dat moment 24.133 auto's verkocht. De
prijzen van de auto's waren sterk gestegen en de verschillen in
uitrusting tussen LaSalle en de goedkoopste Cadillac waren niet zo groot
meer. Cadillac had bovendien de nieuwe Series 61 gelanceerd die meer in
LaSalles marktsegment kwam. LaSalle was daarmee als tussenmerk overbodig
geworden. Op bepaalde momenten tussen de jaren 1950 en de jaren 1970 kwam het gebruik van de naam LaSalle weer ter sprake. In 1955 werden twee LaSalle II-conceptauto's voorgesteld die beiden geen vervolg kregen. De La Salle II Roadster is te herkennen in de 1955 Corvette. Begin jaren 1960 suggereerde GM's directeur William (Bill) Mitchell dat één van Cadillacs ontwerpen als een LaSalle zou kunnen worden verkocht. Het ontwerp kwam echter bij Buick terecht en werd uiteindelijk de Buick Riviera. In de jaren 1970 had een kleinere luxewagen van Cadillac de naam LaSalle kunnen dragen, maar dat werd uiteindelijk de Cadillac Seville.
|
LaSalle modellen en gebouwd van en tot en met. |
LaSalle Series 303 1927 tot 1928 |
LaSalle Series 328 1929 |
LaSalle Series 340 1930 |
LaSalle Series 345 A 1931 |
LaSalle Serie 345 B 1932 |
LaSalle Series 345 C 1933 |
LaSalle Series 350 1934 |
LaSalle Series 50 1935 tot 1940 |
LaSalle Series 52 1940 |
Home |